Donder en bliksem
Details
166 p. : ill.
Besprekingen
Leeswelp
Dit boek heet niet zomaar Donder en bliksem. Zeus, de nieuwe oppergod en heerser over de hemel, vormt nl. de rode draad die de meest uiteenlopende mythes aaneenrijgt. Omwille van zijn machtspositie, zijn talloze avontuurtjes en zijn bijgevolg enorme nageslacht duikt zijn naam voortdurend op. Voor de lezer is het een hele opgave om het overzicht over de vele liefdes- en bloedbanden tussen de goden te behouden. Op incest lijkt er nl. (nog) geen enkele taboe te rusten, zodat zoons vrijelijk hun moeders of zusters bevruchten. En ook van trouw is er binnen relaties meestal geen sprake. Zo is Hera (Zeus' zus én tweede vrouw) wel jaloers op Zeus' talloze veroveringen, maar dat weerhoudt de oppergod er uiteraard niet van telkens weer verliefd te worden op andere onsterfelijke én sterfelijke vrouwen. Wederzijdse toestemming vindt hij bij zijn seksuele escapades overbodig. In de gedaante van een koekoek, een adelaar, een zwaan, een kwartel of zelfs een gouden regenbui "verleidt" ? lees 'bedwingt' of 'overweldigt' ? Zeus zijn weerloze slachtoffers.
In de brede kantlijnen van haar boek plaatst Pelgrom zowat alles wat voor de moderne lezer (ver)vreemd(end) zou kunnen zijn in een historische context. Enkel een situering van de vermelde (goddelijke) seksuele zeden lijkt ze haast vakkundig te vermijden. Wat seksualiteit en zindelijkheid betreft, schetst Pelgrom maar heel summier het historische kader. Zo wordt de zeer jonge huwbare leeftijd van meisjes verklaard vanuit de lage gemiddelde leeftijd. En het naïeve geloof in de bovennatuurlijke manieren waarop godinnen een kind konden krijgen, wordt begrijpelijk wanneer Pelgrom uitlegt hoe beperkt de kennis over de voortplanting was. Naar aanleiding van Apollo's verliefdheid op een jongen, vermeldt de schrijfster ook dat liefde tussen twee mannen voor de Grieken even gewoon was als liefde tussen man en vrouw. Enkel voor kwesties als incest en (on)trouw, die zowat in alle mythen terugkeren, lijkt er in de kantlijn geen plaats.
Op andere vlakken onderneemt Pelgrom dan weer wel goede pogingen om haar jonge lezers bij de oude mythes te betrekken. De etymologische en semantische verklaringen van moderne woorden, namen en uitdrukkingen in de marge, zijn meestal interessante en leuke weetjes. Dat de Champs Elysées haar naam te danken heeft aan de Elysische Velden, oftewel het Griekse hiernamaals, zal de lezer zich bij een volgend bezoek aan Parijs ongetwijfeld herinneren. Bovendien wordt, net zoals in Helden, af en toe een verband gelegd met sprookjes of Bijbelteksten die de lezer bekend zijn. En dat de schrijfster ook zelf benadrukt dat sommige verhalen "vreemd" zijn, kan de inleving natuurlijk alleen maar ten goede komen.
Toch lijken sommige pogingen om de lezer bij de mythen te betrekken hun doel te missen. Pelgrom doet erg haar best om de gemoedstoestand van haar personages bloot te leggen en de lezer bij dat proces te betrekken, met soms erg stroeve stukjes proza tot gevolg: "Voelde ze al dadelijk verwantschap met die sombere hater van licht en blijdschap? Wie het weet mag het zeggen. Wij denken wanneer we meisje zeggen aan onschuld en lieflijkheid, terwijl we toch weten: niet alle meisjes zijn zo. [...] Misschien kunnen wij de krachten die in zo'n meisje schuilen niet begrijpen." En wat moet je als lezer met een vertelster die je op het ene moment aanspreekt als iemand die net als jij weinig affiniteit heeft met de Griekse zeden en gewoonten, en het volgende moment beweert dat de mythe over koning Midas "werkelijk zo gebeurd" is? Ook op andere vlakken spreekt de vertelster van de mythes zichzelf tegen. Zo zegt ze: "je kunt er nooit zeker van zijn of dat allemaal wel waar is" terwijl ze eerder het ontstaan van mythes verklaarde vanuit de nood van mensen om verklaringen te "verzinnen" voor wat hen overkomt.
Dit boek uitlezen is waarschijnlijk geen gemakkelijke opgave voor lezers die nood hebben aan een duidelijke verhaallijn, zich willen inleven in de personages en/of het niet gewend zijn historische teksten te lezen. Dat de verzameling mythes toch nog een breed doelpubliek zal aanspreken, is vooral ook de verdienste van Thé Tjong-Khing. Zijn toegankelijke illustraties sluiten perfect aan bij de fantasierijke godenwereld en maken inleving in de oude teksten een stuk eenvoudiger. [Lien Fret]
NBD Biblion
Pluizer
In haar tweede boek over de Griekse mythen vertelt Els Pelgrom over het ontstaan van de aarde, over de oudste Griekse goden en over de eerste mensen. Ze verhaalt over Chaos, over Gaia en Oeranos, de Cyclopen en de Titanen. Oeranos wordt verdreven door zijn zoon Kronos, die op zijn beurt wordt onttroond door Zeus. Hij zal de macht delen met zijn broers Poseidon en Hades. De avonturen van Zeus met aardse meisjes zoals Io, Europa en Leda worden beschreven. Daarop volgen verhalen over andere Olympische goden: Hephaistos, Afrodite, Athena, Apollo, Artemis, Hestia en Hermes. Er wordt uitgeweid over de goden van de onderwereld, over Prometheus en over Dionysos. Het boek eindigt met de halfgoden Perseus en Orpheus. In acht hoofdstukken brengt de schrijfster deze boeiende Griekse mythen opnieuw tot leven. Via kadertjes in de rand krijgen we nog meer informatie. Ook het nachleben komt aan bod. Helaas is de spelling niet consequent (bv. Parnassus vs. Olympos). Er zijn aantrekkelijke illustraties van Thé Tjong-Khing. Er staan heel wat spelfouten in de tekst: gerstebrei (p. 28), Silene i.p.v. Selene (p. 24), Fenecië i.p.v. Fenicië (p. 123), Athamis i.p.v. Athamas (p. 123), Almatheia i.p.v. Amaltheia (p. 27). De Ebro vloeit in Spanje, niet in Italië (p. 66). De kadertjes geven soms onjuiste etymologische verklaringen, o.a. van hero (p. 50) en satire (p. 131). De schrijfwijze Hyperboreans in plaats van Hyperboreeërs (p. 141) toont aan dat de schrijfster een Engelse bron heeft gebruikt. Datzelfde Engels schemert door in veel zinnen (bijv. op p. 93).